Soms komen we boorgaten in bomen tegen. Wij zijn dit wat nauwer gaan bekijken, en deze werden gemaakt door de rupsen van wilgenhoutvlinder en gestippelde houtvlinder.

Kenmerken

De rupsen van de wilgenhoutvlinder kunnen tot 10 cm groot worden en zijn circa 1 cm dik. De rupsen hebben een roodbruine kleur aan de bovenzijde en een geelwitte onderzijde.

De larve van de gestippelde houtvlinder (Zeuzera pyrina) wordt ook wel gele houtrups genoemd.

Ze wordt  tot wel 50 mm lang. Rups is onbehaard met zwarte stippen op het lijf. De boorgangen zijn soms tot wel 1,5 cm in diameter gevuld met bruin boormeel.

Mogelijke gevolgen

De wilgenhoutrups boort gaten in de onderstam van loofbomen. De jonge rupsen kunnen alleen zachte of beschadigde delen van de stam aantasten, daarom ontstaat er soms ringing net onder het maaiveld.

Oude rupsen tasten ook gezonde bomen aan. De aantasting is te herkennen aan de grote, ovale openingen. Uit de opening kan sterk naar azijn ruikend, afgewerkt nat boormeel komen. De rups maakt azijnzuur aan om het hout enigszins te kunnen verteren. De wilgenhoutrups vreet gangen in het hout waardoor de boom uiteindelijk breukgevoelig kan worden.

De Gestippelde houtvlinder is dan weer vaker terug te vinden in jonge boomgaarden. De rups  vreet, vooral voor op jonge appelbomen,  een gang gedurende twee jaar in de lengterichting door de stam/harttak. De kop van de boom blijft ver achter in ontwikkeling. Verdere uitbreiding in de boomgaard moet voorkomen worden.

Voorkomen

Het voorkomen van schade aan de stamvoet is heel belangrijk. Kleinschalig worden met een ijzerdraad gevangen.

Niet en de wilg of de appelaar kunnen aangetast worden, ook volgende soorten:

  • Acer pseudoplatanus (gewone esdoorn)
  • Fagus sylvatica (beuk)
  • Fraxinus excelsior (gewone es)
  • Sorbus aucuparia (gewone lijsterbes)
  • Malus (appel)
  • Populus (populier)
  • Prunus (kers)
  • Pyrus (peer)
  • Quercus (eik)
  • Salix (wilg)
  • Tilia (linde)